zaterdag 3 juli 2010

Gesprekken met Gabriël (1)

Door Prof. Drs. G. B. J. van Frikschoten en D. G. Neree. Zie Amsterdam Post


Op een avond werd er gebeld en hoewel ik 's avonds gewoonlijk niet voor onverwacht bezoek open doe, liep ik naar de voordeur en opende die. Voor me stond een man van middelbare leeftijd, goedgekleed maar niet overdadig, met een vriendelijke glimlach op het gezicht.

"Goedenavond", zei hij en stak een hand uit die ik schudde. "Mijn naam is Gabriël Beaude. Bent u XXX?"

Verbaasd keek ik de man aan. Hoe wist hij mijn schrijversnaam? Even voelde ik een vlaag van bezorgdheid. Alsof de man het aanvoelde hief hij in een bezwerend gebaar zijn hand op en deed geruststellend een stap terug.

"Wees niet bevreesd!", sprak hij. "Ik ben gezonden om kennis met u te maken en te zeggen dat wij met instemming uw teksten lezen. Ik wilde u iets vragen. Vindt u het erg als ik even binnenkom?"

Wat een vreemde vraag. Onderzoekend bekeek ik hem. Wat zou hij in zijn schild voeren? De man scheen geen kwaad in de zin te hebben en aangezien ik op dat moment niets te doen had, liet ik hem binnen en nodigde hem uit op de bank plaats te nemen.

"Wilt u iets drinken? Koffie misschien? Iets fris wellicht? Fanta, Coke?"
Vriendelijk lachte hij me toe en schudde het hoofd. "Nee, dat heb ik niet nodig. Ik neem niet. Ik breng slechts."
"Oh, Jezus, een verkoper!", wist ik nu zeker en had terstond spijt dat ik hem binnen had gelaten. Hoe kreeg ik die er ooit weer uit? Dat zul je altijd zien. Met zalvende praatjes toegang verschaffen en dan zit je er mee opgescheept. Bij nader inzien zag 'ie er ook wel raar uit. Het leek wel of hij licht uitstraalde. En dan die haren tijdens dat nee-schudden tegen de drank. Gelijk een vertraagde opname van een waaier gouden draden. En dat zat hier op de bank!

Net toen ik hem wilde zeggen, dat ik niets nodig had en niet van dergelijke verkooppraatjes gediend was, stond hij op en trok tot mijn schrik een zilverglanzend zwaard uit zijn mantel en hief het op naar de hemel.

"Ik ben een engel Gods en wij hebben internet!"

Bij het zien van dat zwaard wilde ik naar de deur lopen, maar met een sprong versperde hij me de weg.
"GA ZITTEN!"
Zijn ogen schoten vuur en er zat niets anders op dan zijn bevel te gehoorzamen. Shit, een gek! Die ging me afmaken! Maar alsof hij mijn gedachten geraden had, zei hij luid: "Nee, ik doe je geen kwaad, integendeel. Maar jullie mensen moeten eens een keer goed luisteren als je wijze raad krijgt. Elke 500 jaar moet er goddomme weer een nieuwe profeet komen om jullie op het rechte pad terug te brengen en wat doen jullie? Hij heeft zijn kont nog niet gekeerd of je verdraait en vervalst zijn woorden en maakt er weer een puinzooi van."

Hij ging op de bank zitten en begon geïrriteerd met de punt van het zwaard zijn nagels schoon te maken.

Langzaam kreeg ik mijn tegenwoordigheid van geest weer terug. "Maar wat heeft dat met mijn stukjes te maken? Ik geloof niet eens meer in God. Het is dat jij net aanbelde en hier in vol ornaat je manifesteert als engel, maar ik was er juist klaar mee, met dat geloof. En nu dit. En hou eens onmiddellijk op met dat machtsvertoon met Star Warszwaarden en zo want daar ben ik helemaal niet van gediend. Wat kom je doen en wat heb je te vertellen? Ik ben niet de klachtenafdeling van de Hema dus hou je een beetje in tegen mij. Je was toch zo enthousiast over mijn stukjes op dat internet dat jullie daarboven hebben? Vertel het maar. Of moet je eerst een borrel? Ik hou niet van dat theatrale overspannen gedoe. En doe je voeten van mijn salontafel!"
"Heheheh... sorry."
Met een verlegen glimlach haalde zijn gelakte schoenen van de tafel. Toen vouwde hij het zwaard op tot een pakketje ter grootte van een portefeuille en stak het in zijn binnenzak. Op mijn verbaasde blik antwooordde hij:
"zijt gij verbaasd over deze dingen? Welnu, ik zal u dingen tonen die geen mens voor u gezien heeft en geen oor nog ooit gehoord."
Ik begon er nu een beetje genoeg van te krijgen.
"Ok, je bent een engel van de hoogste god en komt me iets brengen of vertellen. Ik wil je verzoeken dat dan ook te doen en dan weer op te hoepelen. Ik heb nog meer te doen vanavond. Wil je nu die borrel nog of niet? Ik anders wel. Jezus..."

Ik stond op draaide me dan om om naar de keuken te lopen, maar nadat ik de eerste stap gezet had, zag ik vanuit mijn ooghoek een snelle beweging en voordat ik kon reageren werd mijn rechtervoet, die net van de grond kwam, naar links geschopt, zodat die tegen mijn linkerkuit kwam en ik met mijn volle gewicht naar voren stortte.

Ik strekte mijn armen in een reflex naar voren om mijn val te breken, maar in plaats van de vloer te raken, leek ik er dwars doorheen te gaan. Ik bevond me plots in een oneindige ruimte en leek omlaag te vallen, maar er was niets om beweging of snelheid aan af te meten. Bijna gelijktijdig was het of er diep onder mij een enorme fontein als een lavastroom van licht opwelde, die steeds dichterbij kwam, tot ik erdoor omgeven werd en ik me omringd zag door een zee van licht, afkomstig uit wat een onzichtbare, centrale bron scheen. Maar het was geen licht, zoals dat van de zon, maar iets helderders, zuiverder, niet alleen licht, maar een geluidloze, stille storm van bewustzijn, kracht, liefde en kennis. Terwijl ik gebiologeerd naar de bron ervan staarde, die maar op bleef wellen, voelde ik een aanwezigheid , die ik herkende als Gabriël, hoewel hij niet meer was dan een indruk en een geluidloze stem.
"Kijk daar, XXX, de bron van alles wat bestaat en het enige wat echt bestaat. Buiten dit licht bestaat er niets, alles komt eruit voort en alles keert er in terug. Als het zou doven, zou het heelal en alles daarin verdwijnen als een nevelflard. Maar hoe zou dat ooit kunnen? Het is immers het zijnde zelf?"
Ik keek naar de bron van het licht dat ons omringde en doordrong en zag dat wat hij zei waar was. Dit licht gaf iedere atoom bestaansrecht en ieder wezen het leven. Geluk, kracht en goedheid maakten het wezen uit van dit licht, eeuwig en onverwoestbaar, zonder gelijke en zonder grenzen of beperkingen. Een extatisch verlangen maakte zich van me meester om naar die bron toe te gaan, in de wetenschap dat ik die nooit zou kunnen bereiken. Maar op het moment dat ik aan de neiging toe wilde geven en me naar beneden wilde storten werd ik ergens door vastgegrepen en naar achteren getrokken.

Ik sloeg mijn ogen op en bleek op de bank te liggen. De kamer was verlaten. Op de salontafel lag een beschreven vel papier.

(wordt vervolgd)

1 opmerking:

  1. Geweldig, D.G., ik mis je al een tijdje op het Web - aan het dimensie-reizen ?

    BeantwoordenVerwijderen